Duidelijkheid over het voor-huwelijksvergoedingsrecht

Introductie 

Ditmaal even geen casus uit onze praktijk, maar belangrijke vakliteratuur.

Op 1 januari 2018 is de Wet Beperkte Gemeenschap van Goederen in werking getreden.
Deze wet hernieuwt de ‘oude’ gemeenschap van goederen.

De belangrijkste wijzigingen:

  1. Al het vermogen dat vóór het huwelijk aanwezig is blijft privévermogen;
  2. Schenkingen en erfenissen verkregen tijdens het huwelijk blijven privévermogen;
  3. Vermogen dat voor het huwelijk gezamenlijk was (eenvoudige gemeenschap) wordt vermogen van de gemeenschap, ook als de eigendomsverhouding anders is dan 50%-50%.

Een belangrijke vraag die speelt is wat de gevolgen zijn van investeringen die vanuit privévermogen worden gedaan in gezamenlijk vermogen.

Denk bijvoorbeeld aan investeringen bij het aankopen of verbouwen van een woning.
Of natuurlijk het aflossen van de hypotheek.

In deze blog ga ik hier verder op in.

Vergoedingsrecht

Om een en ander te verduidelijken start ik met een een uitleg over vergoedingsrechten, waarbij ik een voorbeeld casus gebruik.

Indien Marco met privévermogen investeert in het vermogen van  b B, of in gezamenlijk vermogen een groter deel heeft geïnvesteerd dan Valerie, kan dat aanleiding geven voor een vergoedingsrecht.
Partijen kopen bijvoorbeeld samen een woning van € 400.000,-, waarbij Marco € 100.000,- betaalt uit eigen middelen, en € 300.000,- wordt gefinancierd door een gezamenlijke hypotheeklening.
Als partijen overeenkomen dat sprake is van een vergoedingsrecht, dan heeft Marco een vordering op Valerie van € 50.000.
Bij het verkopen van de woning pakt dit dan als volgt uit:
Verkooprijs € 500.000, dus € 250.000 per persoon.
De lening moet worden afgelost, te weten € 150.000 per persoon.
Beiden houden € 100.000 over aan liquide middelen.
Valerie moet het vergoedingsrecht met Marco nog afwikkelen, te weten € 50.000.
Nadat dit bedrag is voldaan, heeft Marco € 150.000 aan liquide middelen en Valerie € 50.000.
Het verschil van de ingebrachte € 100.000 is nu terug te zien in de liquide middelen.

Wet Beperkte gemeenschap van goederen

Bij de totstandkoming van de Wet Beperkte Gemeenschap van goederen heeft de wetgever uitleg gegeven over de afwikkeling van dit vergoedingsrecht.
De schuld van Valerie wordt gezien als een schuld in verband met gezamenlijk vermogen (de eigen woning).
Deze schuld wordt na het sluiten van het huwelijk onderdeel van de gemeenschap.

Stel dat Marco en Valerie nu gaan scheiden.
Dan is de afwikkeling van het vermogen als volgt:
De gemeenschap heeft een woning met een waarde van € 500.000 en een hypotheek van € 300.000.
Dit betekent dat het vermogen in de woning € 200.000 bedraagt.
Daarnaast moet de gemeenschap het bedrag van € 50.000 ‘aflossen’ aan het privévermogen van Marco.
Dit betekent dat vanuit de gemeenschap nog € 150.000 te verdelen is (beiden € 75.000).
Na de afwikkeling van de scheiding heeft Marco € 125.000 (€ 75.000 + € 50.000) en Valerie € 75.000.
Als gevolg van het huwelijk heeft Valerie een voordeel ten aanzien van het vergoedingsrecht.

Het Hof doet uitspraak

Op 6 juli 2023 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden duidelijkheid gegeven hoe met dit vergoedingsrecht omgegaan moet worden.
Voor de nieuwsgierige lezer is de uitspraak te lezen via deze link.

Het Hof vindt het onredelijk dat Marco een deel van zijn vergoedingsrecht ziet verdwijnen.
Om die reden stelt het Hof dat Marco het volledige bedrag van € 100.000 vanuit de gemeenschap tot zich mag nemen.

De uitwerking van de eerder geschetste casus wordt nu als volgt:
De gemeenschap heeft een woning met een waarde van € 500.000 en een hypotheek van € 300.000.
Dit betekent dat het vermogen in de woning € 200.000 bedraagt.
Daarnaast moet de gemeenschap het bedrag van € 100.000 ‘aflossen’ aan het privévermogen van Marco.
Dit betekent dat vanuit de gemeenschap nog € 100.000 te verdelen is (beiden € 50.000).
Na de afwikkeling van de scheiding heeft Marco € 150.000 (€ 50.000 + € 10.000) en Valerie € 50.000.
Marco heeft de gehele investering weer tot zich genomen als liquide middelen.

Beleggingsleer

Bij een investering tijdens een huwelijk is sinds 1 januari 2012 de zogenaamde beleggingsleer van toepassing.
De uitwerking hiervan zorgt dat de investering mee stijgt of daalt met de waarde van het goed waarin is geïnvesteerd.
Nu in de geschetste casus de investering is gedaan vóór het huwelijk, is de beleggingsleer niet van toepassing. 

Disclaimer

Helaas is het niet mogelijk om bovenstaande situatie door te trekken naar alle situaties waarin vóór het huwelijk privévermogen wordt geïnvesteerd en daarna gehuwd wordt in beperkte gemeenschap van goederen.
Voor het huwelijk kan namelijk ook gesteld worden dat Marco en Valerie de schuld niet dragen in de verhouding 50%-50%, maar in een afwijkende verhouding omdat Marco meer eigen middelen investeert.
De woning is dan wel 50%-50% eigendom, maar Marco draagt de schuld voor € 100.000 en Valerie voor € 200.000.
We spreken dan van een afwijkende interne draagplicht.
Omdat er nu geen sprake is van een vergoedingsrecht, zal de uitwerking na het huwelijk totaal anders zijn.

Ook is het niet per definitie zo dat wanneer privévermogen geïnvesteerd wordt in gezamenlijk vermogen er sprake is van een vergoedingsrecht.
Pas als gesteld kan worden dat er een vergoedingsrecht is, kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van het Hof.

Conclusie

Het is fijn dat het Hof duidelijkheid geeft hoe omgegaan moet worden met deze specifieke situatie.
Als scheidingsbegeleider merk ik echter dat veel situaties zich bevinden in het grijze gebied.
Afhankelijk van het perspectief waaruit je kijkt kun je het eens zijn met de ene partner of met de andere partner.
Voor beide visies zijn vaak argumenten te bedenken.
Om die reden blijft mijn advies om afspraken vóóraf te maken met elkaar en goed vast te leggen.
Op deze manier voorkom je discussie in de toekomst. 

Hulp nodig?

Wij zijn je hierbij graag van dienst.