Enige tijd geleden schreef ik een blog waarin je kunt lezen hoe de kinderalimentatie wordt berekend conform het Rapport Alimentatienormen, de richtlijn die wordt gebruikt in de rechtspraak.
Volgens de wet ben je onderhoudsplichtig voor een kind totdat het de leeftijd van 21 jaren bereikt.
En dat terwijl het gezag over de kinderen duurt totdat zij de leeftijd van 18 jaren bereiken.
Wat dit betekent voor de kinderalimentatie zal ik toelichten in deze blog.
Behoefte
Als eerste wordt gekeken naar de behoefte.
Voor kinderen jonger dan 18 jaar wordt de behoefte vastgesteld op basis van de NIBUD-tabellen.
Eventueel eigen inkomen van de kinderen wordt niet ten laste gebracht van deze behoefte.
De ouders hebben, indien er voldoende draagkracht is, deze behoefte volledig in te vullen.
De NIBUD-tabellen voorzien echter niet in een berekening van de behoefte van kinderen in de leeftijd tussen 18 en 21 jaar.
Dit maakt dat ouders hier een vrije invulling in kunnen geven.
Hiervoor zijn een aantal opties:
- Doortrekken eerder vastgestelde behoefte;
- Behoefte bepalen op basis van de feitelijke kosten;
- Aansluiting zoeken bij de kosten volgens de Wet Studiefinanciering (hierna: “WSF”).
Om te kunnen duiden hoe omgegaan met worden met bullet 3, lees je hieronder de tekst uit het Rapport Alimentatienormen (versie januari 2023, pagina 14):
Volgens de WSF bestaat het budget voor een student uit een normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, een tegemoetkoming in de kosten van lesgeld dan wel het collegegeldkrediet, en de reisvoorziening.
Voor de behoeftebepaling van studerende kinderen kan in het algemeen bij de WSF-norm (normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, vermeerderd met het verschuldigde lesgeld of collegegeld) aansluiting gezocht worden, waarbij de student kan aantonen dat voor een bepaalde post een hoger budget nodig is.
Verder kan rekening worden gehouden met de aanspraken die een student heeft op studiefinanciering. De WSF kan de student onder voorwaarden aanspraak geven op een basisbeurs, een basislening, een aanvullende beurs of aanvullende lening en een collegegeldkrediet.
Afhankelijk van het niveau van de opleiding zijn de basisbeurs en de aanvullende beurs een gift, of kunnen zij dat worden indien binnen de diplomatermijn van 10 jaren een diploma wordt gehaald (prestatiebeurs).
Zowel voor de gift als de prestatiebeurs geldt dat deze als behoefteverlagend wordt aangemerkt. Van een student mag in redelijkheid worden verlangd dat binnen de genoemde termijn een diploma wordt gehaald.
De basislening, de aanvullende lening en het collegegeldkrediet moeten wel altijd worden terugbetaald, zodat deze niet worden aangemerkt als behoefteverlagend.
Voor niet-studerende jongmeerderjarigen kan voor de berekening van de behoefte eveneens aansluiting gezocht worden bij het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud uit de WSF-norm, onder aftrek van de daarin begrepen studiekosten (boeken en leermiddelen).
Bij hoger onderwijs maakt de WSF-norm geen verschil tussen thuis- en uitwonende studenten.
Ervan uitgaande dat een thuiswonende student in het hoger onderwijs bespaart op zijn woonlast, kan zijn behoefte worden verlaagd, bijvoorbeeld met een bedrag ter hoogte van de gemiddelde basishuur.
Uit het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud wordt de jongmeerderjarige geacht ook diens premie voor de ziektekostenverzekering te voldoen.
In dat normbedrag is al rekening gehouden met een ontvangen zorgtoeslag.
Een eventuele zorgtoeslag hoeft dus niet nog afzonderlijk in mindering te worden gebracht. Structurele eigen inkomsten van de jongmeerderjarige kunnen wel in mindering worden gebracht op het normbedrag.
Samengevat heb je als ouders een grote mate van vrijheid om de behoefte van de kinderen in overleg met het betreffende kind tussen 18 en 21 jaar te bepalen, waarbij het aanbeveling verdient aansluiting te zoeken bij de WSF-norm.
Op de website van het NIBUD tref je informatie aan over deze kosten:
https://www.nibud.nl/onderwerpen/kinderen-en-jongeren/studeren/
Daarnaast wordt halfjaarlijks in het Rapport Alimentatienormen de WSF-norm gepubliceerd.
Draagkracht
Nadat de behoefte is vastgesteld dragen ouders deze in de basis naar rato van hun draagkracht.
Deze berekening wordt toegelicht in de blog over het vaststellen van kinderalimentatie.
De berekening wijzigt niet.
De geldstromen
Een belangrijk verschil is wel dat de kinderalimentatie in de basis voldaan dient te worden aan het betreffende kind zelf.
Je hebt als ouder ten slotte geen gezag meer.
Uiteraard kun je met het kind afspreken dat een deel van de kinderalimentatie wordt voldaan aan de andere ouder, wanneer het betreffende kind nog thuis woont.
Deze ouder wordt ten slotte nog steeds geconfronteerd met hoge(re) woonlasten en kosten voor boodschappen en dergelijke.
Soms hebben ouders de wens de kinderalimentatie volledig met het betreffende kind te regelen en aan hem/haar over te maken.
Het is dan aan de ouder waar het kind verblijft om afspraken te maken over de bijdrage in de (woon)lasten en kosten voor dagelijkse verzorging.